Zambia – 28 december 2007

We werden wakker door een geluid dat we niet konden thuisbrengen, maar wat zeker toebehoorde aan een dier. We trokken snel onze kleren aan en stapten de Unimog uit. Het geluid bleek getrompetter van olifanten te zijn die bezig waren om de rivier over te steken. Ze hadden moeite om aan de steile overkant weer omhoog te komen, vandaar de gefrustreerde kreten. Na zeker drie kwartier was het de groep, al zoekend en klauterend, eindelijk gelukt om op de oever te komen. De kleine olifantjes werden omhoog geduwd door de volwassenen. De volwassen olifant met twee jongen die als enigen van de groep niet omhoog kwamen, keerden terug over de rivier om te verdwijnen in de dichte begroeing van de camping.
Totaal overrompeld van dit schouwspel stonden Floris en ik langs de rivier. Droomden we nog of hadden we dit écht gezien?

[photopress:HPIM3082.JPG,thumb,pp_image]

Vanuit Lilongwe is het maar 250 kilometer naar South Luangwa National Park in Zambia, maar het kostte ons maar liefst acht uur om er te komen. In de eerste plaats was dit te wijten aan de grensformaliteiten, die in dit gedeelte van de wereld altijd zo lang moeten duren. Ditmaal moesten we een ‘transitpermit’ voor de honden kopen, bedacht door een Malawiaanse ambtenaar die uit was op een zelfbedachte kerstbonus. Na een duidelijk ‘nee’ van onze kant liet hij ons gaan. Aan de Zambianen moesten we 40 dollar ‘carbontax’ betalen, waar we op geen enkele manier onderuit konden komen. Het schijnt dat de hoogte van deze belasting afhangt van de ambtenaar die op dat moment werkzaam is en we hebben zelfs gehoord dat er reizigers zijn die helemaal niks hoefden te betalen. Gelukkig hadden we van te voren gereserveerd bij Flatdogs Camp, waardoor we recht hadden op een gratis visum.
Dertig kilometer na de grens stopt het asfalt en begint het lange zand(modder)pad naar het park. Om iets minder hard te hobbelen besloten we lucht uit de banden te laten, wat opnieuw een oponthoud betekende.
De weg was minder slecht dan we hadden verwacht en waar we voor gewaarschuwd waren. Het probleem met een slechte weg is dat het een subjectief begrip is. Mensen die net met het vliegtuig geland zijn in Afrika kunnen de weg een nachtmerrie vinden, terwijl voor anderen, die wekenlang met een auto door Angola geploeterd hebben, dezelfde weg peanuts is.
Na kilometers wasbord en een aantal behoorlijk diepe modderpoelen (waar onze geweldige Unimog natuurlijk probleemloos doorheen reed) bereikten we Flatdogs Camp.

Deze camping ligt aan de rand van het park, aan de Luangwa rivier en de wilde dieren in het park beschouwen ook de camping als hun leefgebied. Precies voor de plek waar wij kampeerden leefden een groep nijlpaarden die er een levendige communicatie op na hielden met de andere nijlpaardenfamilies in de rivier. De geluiden die ze maakten houd het midden tussen knorren en loeien en is erg luid.
Een paar keer per dag kwamen de bavianen een ronde over de camping maken, die er overigens een stuk schattiger uitzien dan dat ze zijn. Ze maakten aan Beau en Duko onmiddellijk duidelijk dat zij de baas waren en niet van honden hielden, maar gelukkig gingen ze niet over tot een aanval. De velvetmonkeys, vaste bewoners van het camp, waren gelukkig bang voor onze honden, wat ze ervan weerhield onze spullen te jatten.
In de dagen op het camp hebben we verder olifanten kunnen zien, degene die de rivier niet konden oversteken, een monitor lizard en een enorme krokodil. Ondanks deze grote verscheidenheid aan gratis wildlife, besloten we toch een jeepsafari door het park te maken. De jeep was volledig open, zonder dak of deuren, en dat geeft een waanzinnig uitzicht onder het rijden. De safari begon om vier uur s’middags, zodat we een ‘sundowner’ in het park hadden (dus lekker decadent met een biertje en borrelnootjes naar de zonsondergang kijken). De twee uur rijden door het donker waren echt te gek, in één keer hoor je allerlei geluiden die je overdag niet hoort. Helaas hebben we geen leeuwen of luipaarden kunnen spotten, alleen wat kleinere nachtjagers. De natuur in het park is echt ontzettend mooi, vooral omdat alles door het regenseizoen knalgroen is.
Op eerste kerstdag hebben we een heerlijke kerstlunch gegeten, samen met de andere gasten van het camp, aan een lange, versierde tafel. Mijn ‘christmas-cracker’, een kadootje dat openknalt als je aan het touwtje trekt en waarvan ik geen idee had hoe ik het moest gebruiken, belandde recht in het gezicht van de jongen tegenover me, maar hij kon er gelukkig wel om lachen.
Al met al hebben we dus een superbijzondere kerst gehad en waren we treurig dat we na vier dagen weer moesten vertrekken.

[photopress:HPIM3053.JPG,thumb,pp_image]

Nu staat oud en nieuw op het programma, al weten we nog niet waar en hoe we dit gaan vieren. In ieder geval willen we iedereen die dit leest een hele leuke jaarwisseling toewensen en al het goeds voor het nieuwe jaar!!

Malawi – 21 december 2007

Na een rondreisje door het zuiden van Malawi zijn we weer terug op Mabuya Camp in Lilongwe. Zo vlak voor kerst is het weer regenachtig en soms zelfs kil en dit maakt de opgetogen kerstbomen, de nepsneeuw op de ramen en ‘Rudolf the Red-Nosed Reindeer’ jingles op de radio net iets minder belachelijk in het tropische landschap van Malawi.

Een paar weken geleden vertrokken we vanuit Lilongwe naar Senga Bay aan Lake Malawi. Een rustige en mooie baai in het zuiden van het enorme meer. We troffen hier onze reizigersvriendin Dolors en hebben met haar gegeten en een bezoek gebracht aan de nabijgelegen krokodillen boerderij. De krokodillen worden hier gefokt voor hun huid en afgemaakt als ze een jaar of drie zijn en niet meer dan een meter groot. De ‘papa en mama’ krokodillen zijn wel volgroeid en met hun bijna drie meter lengte erg angstaanjagend. Het is triest om die beesten daar allemaal in hokken te zien liggen, maar het levert ook weer werkgelegenheid en inkomsten op.

[photopress:HPIM2502.JPG,thumb,pp_image]

Na nog een dagje zwemmen en spelen in het water met de honden hadden we het wel weer gezien aan het meer en zijn we doorgereden naar Liwonde. In Liwonde kwamen we terecht op de troosteloze camping Warthogs, met als absoluut dieptepunt een baviaan als huisdier aan een roestige, veel te korte ketting. De mensen van de camping waren steeds met de baviaan aan het ‘spelen’,door zijn jutezak waarin hij sliep af te pakken en hadden blijkbaar niet door dat ze het beest er alleen maar meer gestrest door maakten. Het klimaat in Liwonde, zo vlak voordat de regens begonnen, was werkelijk niet uit te houden. Ongeveer 35 graden met een luchtvochtigheid van 99 % ofzo. Maargoed.
De reden van ons bezoek aan Liwonde was het Liwonde National Park. De volgende dag vertrokken we achterop de fiets (!), bij één van de talrijke fietstaxichauffeurs die hier in Malawi rondrijden, naar het park. Ik voelde me wat opgelaten, met mijn grote Hollandse lijf achterop bij een klein, ontzettend zwetend en hijgend mannetje die als hij zat net met zijn voeten bij de trappers kwam. Aan de andere kant was het een prachtige ervaring om in de koele ochtenduren door het boerenlandschap te fietsen en het Afrikaanse leven te zien opstarten.
Eenmaal in het park werden we naar de Shire rivier gebracht waar we een werkelijk prachtige kanosafari hebben gemaakt. Het landschap was bergachtig en voor het oog ongerept, de oevers van de rivier groen en vol met bloemen, planten, vogels en vissen, de kano bewoog zich geruisloos door het water. Opeens begrepen we de truttige uitspraak ‘je één voelen met de natuur’. De rust werd af en toe doorbroken door het gebrul van nijlpaarden, die op soms maar meters van de kano opdoken. Echt genieten.
Weer terug bij de uitgang van het park waren onze fietstaxichauffeurs in geen velden of wegen te bekennen, maar gelukkig kregen we snel een lift van een pick-up.

Na Liwonde besloten we het Zomba-plateau te bezoeken, op advies van Dolors. Het koele en frisse klimaat op het plateau was een verademing na de hitte in Liwonde. Beau en Duko kwamen weer tot leven en met z’n vieren hebben we een lange wandeling gemaakt langs watervallen en naar indrukwekkende uitkijkpunten. Malawi is geografisch gezien erg bijzonder; het landschap is vlak en wat verder van het meer af droog, met her en der verspreid hoge bergen. Sommige bergen zijn zo groot (breed) dat er sprake is van een plateau, waar het landschap lijkt op Noord-Europa; groen, veel water, naaldbossen en een koel klimaat. Helaas is de houtkap een groot probleem in deze gebieden, ondanks allerlei boomplant-projecten. Je ziet ook continu vrachtwagens of mensen ter fiets of ter voet met stapels hout langskomen. Dit is voor deze mensen de enige manier om in hun levensonderhoud te voorzien, maar als natuurliefhebber word je er niet vrolijk van.

[photopress:HPIM2641.JPG,thumb,pp_image]

Door naar Blantyre, naar het beste Indiase restaurant van Malawi (en tot nu toe heel Afrika). De Paneer Tikka Masala met versgebakken Naan was om je vingers bij op te eten, mmmhhh. Fantastisch al die Indiërs in Afrika; dan kan je tenminste nog eens lekker eten. (De Afrikaanse keuken is gericht op functionaliteit en bestaat uit maïspap,maïspap en nog meer maïspap. En als het feest is een stuk vlees.)
Na twee dagen Blantyre werd Floris helaas ziek, maar gelukkig was dit snel weer over. Het regenseizoen was inmiddels in volle gang en door een nat en steeds groener wordend landschap, reden we naar Mulanje.

Mount Mulanje ligt in het uiterste Zuid Oostelijke puntje van Malawi en word ‘The Island in the Sky’ genoemd. De berg is zo groot dat het een plateau is, net als het Zomba-plateau, maar met minder begroeiing. Dit komt helaas omdat ook hier een groot ontbossingprobleem is. Wanneer je echter door het gebied wandelt ben je je niet bewust van wat voor probleem dan ook; het is er prachtig. Ook hier weer ruige watervallen en prachtige uitzichten.

[photopress:HPIM2775.JPG,thumb,pp_image]

Vanuit Mulanje zouden we terugrijden naar Lilongwe, maar aangezien we weer door de leuke stad Blantyre zouden moeten rijden, besloten we daar een tweede keer te stoppen. Deze keer werden we uitgenodigd om in de tuin van een Duitser te kamperen, die we toevallig ontmoetten in een groot winkelcentrum in de stad. De Duitser, Thomas, was zelf ook met een oude IFA-truck vanuit Duitsland naar Malawi gereden. Hij had de west-route genomen en was helemaal alleen door Nigeria, de beiden Congo’s en Angola gereden, wat wij toch wel een hele prestatie vonden. Thomas woonde met drie anderen in een enorme villa met een enorme tuin (hele huis voor 250 euro in de maand – de huurprijs van mijn studentenkamertje in Amersfoort) aan de rand van Blantyre en werkte nu voor een jaar in een winkel van het winkelcentrum.
We hebben gezellig biertjes zitten drinken en Floris en ik zijn de volgende dag de stad weer ingegaan. Op een lokaal marktje hebben we een nieuwe oplader voor onze mobiele telefoon kunnen scoren (de mobiele telefoon is hier heilig, iedereen heeft er één en attributen zijn overal te vinden) en verder hebben we vooral veel moeten schuilen voor de regen.

[photopress:HPIM2789.JPG,thumb,pp_image]

Vanuit Blantyre zijn we in één ruk naar Lilongwe gereden, waar we ons nu klaarmaken voor de kerstdagen in South Luangwa National Park in Zambia. En daar hebben we onwijs veel zin in!!

Malawi – 28 november 2007

Een uurtje geleden hebben we onze eerste tropische regenbui meegemaakt. Binnen een paar minuten was de hele camping ondergelopen en door de windvlagen leek het water uit alle richtingen te komen. Indrukwekkend en zeer welkom na de maandenlange droogte in het land.

We zijn inmiddels in Lilongwe, de hoofdstad van Malawi. Ondanks deze status is de stad klein, rustig en relaxed. Overigens geld dit voor heel Malawi, de sfeer hier is anders dan in de Afrikaanse landen waar we tot nu toe zijn geweest. De mensen zijn vriendelijk en ‘laid-back’, je hoeft op marktjes amper te onderhandelen om tot een goede prijs van een product te komen, er wordt niet veel gebedeld en als je geen handgemaakte souvenirtjes wilt kopen dan is dat ook goed (de verkoper loopt niet nog een half uur achter je aan). De natuur mag dan niet zo spectaculair zijn als op andere plekken, maar nog steeds ontzettend mooi en het totaalplaatje is gewoon erg prettig. We houden het hier dus nog wel even uit.

In Mzuzu vonden we inderdaad de nodige winkels, internetcafés en restaurantjes om weer even ‘bij te tanken’. We hebben op de camping en hostel ‘Mzoozoozoo’ gelogeerd, een leuke plek (al kan het hier en daar wel een likje verf en wat onderhoud gebruiken) en op loopafstand van het centrum.

[photopress:HPIM2353.JPG,thumb,pp_image]

Vanuit Mzuzu hebben we de goed geasfalteerde weg met prachtig uitzicht gevolgd naar het gebied Chintheche en hebben overnacht op Kande Beach. Hoewel de camping op een mooie locatie aan het meer ligt en erg smaakvol en origineel opgezet is (de receptie heeft de vorm van een schip), vonden wij het er een beetje te massaal en onpersoonlijk. Daar komt nog bij dat Beau door de gestoorde hond van de buren (waar helaas niemand ons van te voren voor gewaarschuwd had) aangevallen is. Het gevecht vond plaats in het water en Beau, die als het op vechten aankomt een totale sukkel is, werd steeds onder water geduwd. Hij raakte erg in paniek en slechts met de grootste moeite kregen we de hond van Beau af. Het viel uiteindelijk wel mee met de verwondingen, maar de schik zat er goed in. Toen de volgende ochtend bleek dat de buren de hond gewoon weer los hadden gelaten (en hij dus al bij de Unimog stond te wachten voor een nieuw potje knokken), zijn we maar snel vertrokken.

In een paar uur waren we in Lilongwe waar we op Mabuya Camp terecht kwamen. Een erg leuke camping en backpakkers hostel, gerund door Tom en Janey. Dit Engelse stel van onze leeftijd is ook met een Unimog en hun hond Alf naar beneden komen rijden, via West-Afrika. Ze besloten dat ze niet terug naar huis wilden en zijn nu dus eigenaren van Mabuya Camp. Tom en Janey willen half januari voor vijf weken terug naar Engeland toe en ….. hebben gevraagd of wij zolang de camping willen runnen!! Dit is een fantastische mogelijkheid voor ons; zo kunnen we weer een werkervaring opdoen en wat extra geld verdienen. We hebben er echt ontzettend veel zin in! Mabuya Camp is een ontmoetingsplaats voor reizigers, aangezien het de enige camping in de stad is en goedkope maar schone kamers verhuurd. Er is ook een bar en restaurant en over twee weken zelfs een zwembad.
Over een paar dagen gaan we weer op pad om wat meer van Malawi te zien en na oud en nieuw komen we hier terug. Tom en Janey hebben dan een paar weken de tijd om ons helemaal in te werken. En dan is het dus aan ons om de boel goed draaiende te houden. Wat een te gekke uitdaging!!

GPS # S S 13° 59.953′, E 33 ° 45.573′

Malawi – 10 november 2007

Puf, puf, hijg, hijg…. Het begint nu toch wel érg warm te worden. De hondjes hebben ieder een kuil gegraven onder de Unimog en komen er alleen nog uit, onder lichte dwang, voor een wandelingetje. Zelf vluchten we van schaduwplek naar schaduwplek, onderweg hevig zwetend. Maar, het meer is prachtig en heerlijk verkoelend!

De laatste dagen in Tanzania hadden iets treurigs; na vier maanden moesten we het land waar we het zó naar onze zin hadden gehad en waar we zoveel meegemaakt hadden, weer verlaten.
Aan de andere kant verheugden we ons erg op het nieuwe land, Malawi, én hadden we bovendien iets te vieren: op 3 november waren we precies een jaar ‘on the road’!! Een heel vreemd idee, al een jaar weg uit Nederland, al een jaar lang in een truck door Afrika…. Het geplande dineetje om ons jubileum te vieren viel nogal in de soep: Mbeya, de stad waar we ons bevonden, had slechts één uitgestorven en nogal zielig restaurantje. We besloten de viering dus maar uit te stellen totdat we ergens een leuk restaurant zouden vinden.

Vanuit Mbeya zijn we in één keer naar Chitimba in Malawi gereden. De grensovergang was goed te doen. Je moet er, zoals overal in Afrika, de tijd voor nemen en aan de kant van Malawi konden we alleen een autoverzekering voor 50 USD per maand afsluiten (na onderhandelen 40), wat erg duur is. Het scheelt dat je als Nederlander geen visum nodig hebt voor Malawi, maar toch. We besloten de te dure verzekering niet te nemen en door te rijden naar Karonga om daar een betaalbare verzekering af te sluiten. Helaas had het verzekeringsmannetje bij de grens het eerstvolgende politiecheckpoint ingelicht dat er een onverzekerd voertuig aankwam (grrrrrrrr… eikel!). De politieagente die ons aanhield was echter zeer goed gezind en nadat Floris al zijn charmes in de strijd had gegooid, liet ze ons lachend doorrijden. Door het oog van de naald dus. In Karonga konden we een verzekering voor 29 USD afsluiten, ook niet bepaald een koopje.

[photopress:HPIM2123.JPG,thumb,pp_image]

Diezelfde dag kwamen we aan op Chitimba campsite in het gelijknamige dorpje en aan Lake Malawi. De weg ernaartoe was perfect en uitgestorven – er hebben in (noord-) Malawi maar heel weinig mensen geld voor een auto.
We staan hier erg mooi, al is de camping soms wel een beetje druk met grote overlandtrucks en de daarbij horende ‘zuiperds’. De camping wordt sinds een jaartje gerund door twee erg vriendelijke Nederlandse stelletjes. Van hun heeft Floris een opdracht voor een nieuwe website gekregen (joepi!), waar hij de aankomende dagen druk mee zal zijn.
Eergisteren zijn we vanuit de camping naar de Mushroom Farm gewandeld, een campsite vijf kilometer voor Livingstonia. De Farm ligt op een plateau, wat betekend vanaf het meer 10 kilometer stijl omhoog. Het klimmen in combinatie met 35 graden Celsius en amper schaduw, geeft je het gevoel dat je dood gaat en we hebben ons tijdens de wandeling meerdere malen afgevraagd waar we in godsnaam aan begonnen waren. Eenmaal boven komt alles goed: een geweldig uitzicht vanuit het schaduwrijke cafeetje van de Farm.
We hebben uiteindelijk ongeveer 6 uur gelopen die dag en kwamen (net zoals de honden) op vier poten terug op de camping. De honden hadden het overigens ook helemaal gehad; als ze konden praten hadden zo ons waarschijnlijk enorm staan uitschelden.
Als de website klaar is willen we verder rijden naar Mzuzu, een grotere stad waar we weer eens goed boodschappen kunnen doen en hopelijk een leuk restaurantje treffen voor ons jubileum.

[photopress:HPIM2198.JPG,thumb,pp_image]

Zo, nu moet ik het meer weer even induiken om af te koelen. Het zou wel gek zijn om dit te lezen vanuit Nederland.

Tanzania – 30 oktober 2007

Het is bloedheet en uitgestorven, op wat aapjes en de man van de kamping na. We staan onder een enorme Baobab (‘vader der bomen’) aan de Ruaha rivier en ik heb eindelijk tijd voor mijn volgende verslag. De familiemaand.

Een beetje zenuwachtig en erg ongeduldig zaten Floris en ik te wachten op het kleine vliegveldje van Tanga. Nu vier weken geleden. In Tanga zouden we Ger, Chris, Emily en Mark treffen, die de dag daarvoor in Tanzania waren aangekomen.
Het was fantastisch om elkaar weer te zien! Heel raar, na elf maanden, maar na vijf minuutjes ook weer heel gewoon.

Snel door naar de kamping aan de kust, waar de vakantie echt kon beginnen. Na een dagje bijpraten, genieten van alles wat Peponi Beach Resort (S 5 ° 17.23 ‘, E 39 ° 3.937 ‘) te bieden heeft – en dat is een hoop! – besloten we dat we het tropische eiland Zanzibar niet konden overslaan. Sabine en Peter, een Oostenrijks stel die Floris en ik, zonder het af te spreken, al twee keer eerder zijn tegen gekomen deze reis en die ook op Peponi stonden, wilden graag met ons mee.
Vanuit Pangani, een dorpje 20 kilometer verder aan de kust, konden we een boot nemen naar Zanzibar. De boot bleek een bootje te zijn, de zee erg ruig en het werd een ‘net-niet-kots-tochtje’ van drieeneenhalf uur. Onderweg zagen we dolfijnen, wat echt geweldig was en verbaasden we ons over het kraakheldere water van de Indische Oceaan. De aankomst op het eiland was net een film; uit het primitieve houten bootje stappen en een paradijselijk strand oplopen. Je moet er geweest zijn om het gevoel te begrijpen. Na tien minuten met open mond om ons te hebben gekeken, begaven we ons naar ligbed met koud biertje, waar we de rest van de dag hebben doorgebracht. ‘s Avonds hebben we heerlijk gedineerd in het restaurantje op het strand.

[photopress:HPIM1763.JPG,thumb,pp_image]

De volgende dag zijn Floris, ik, Ger, Mark, Sabine en Peter naar het noordelijkste puntje van het eiland gewandeld en hebben een zeeschildpadden aquarium bezocht. Het eiland is echt één en al toerisme, maar zolang je je op het strand en de zee focust, is het prachtig.
‘s Middags lag het bootje al weer klaar om ons terug te brengen naar Pangani. Na afscheid te hebben genomen van Sabine en Peter, die nog wat langer op Zanzibar wilden blijven, stapten we het bootje in, ons voorbereidend op weer drieeneenhalf uur kermisatractie. Gelukkig viel de terugtocht erg mee; de zee was rustig en voor we het wisten stonden we op het vasteland.

Nog één dagje relaxen op Peponi en toen door naar Moshi. De weg naar Moshi is erg mooi, met de voor Tanzania kenmerkende Baobab bomen, de uitgestrekte sisalvelden en de Usambara Mountains op de achtergrond.
In Moshi verbleven we op de Honey Badger (S 3 ° 21.094′, E 37 ° 23.016’), een cultureel centrum net buiten de stad. Een goede uitvalsbasis voor het drukke en hete Moshi, waar we een Afrikaanse markt hebben bezocht en een erg leuk kunstmarktje.
Op de Honey Badger genoten we van een uitgebreide barbeque en na het eten ‘mocht er gedanst worden..’. We hadden het idee dat de Afrikaanse dans en percussie groep die we voor de avond gereserveerd hadden, voor ons zou optreden en dat wij lekker vanuit ons stoeltje konden kijken. Maar we hadden het mis; al na het eerste nummer werden we één voor één het podium op gesleurd en uiteindelijk stonden we dus met z’n allen mee te swingen tussen de Afrikaanse mama’s. Dat was lachen! Mark heeft wat Afrikaanse ritmes kunnen leren van de drummers en de rest van ons probeerden de ‘dansmoves’ van de mama’s na te doen.

Vanuit Moshi zijn we naar het Masaai Camp in Arusha gereden, waar Floris en ik al twee keer eerder geweest waren. Voor Beau en Duko was het een plezierig weerzien met de vijf teefjes die op de kamping wonen en wij hebben ons ook goed vermaakt in de gezellige bar.
Het centrum van Arusha kennen Floris en ik inmiddels behoorlijk goed en het was leuk om Ger, Chris, Emily en Mark er rond te leiden.

Na Arusha stond de Rothia Valley op het programma, een tented-lodge in aanbouw op een prachtige plek, vlakbij het Ngorogoro reservaat en de crater. Dat de lodge nog in aanbouw was, hebben we gemerkt, maar goed, daar wil ik verder geen aandacht aan besteden.
De tenten stonden ieder op een apart terrasje, boven op een berg met een te gek uitzicht op de heuvelachtige landbouwgrond met zeer primitieve boederijtjes. Aan de achterkant van de lodge begon een dichtbegroeid woud, verbonden met het natuurreservaat en vol met wilde dieren.
Vanuit de Rothia Valley zijn we met de auto naar een andere lodge gereden, waarvandaan we een prachtige wandeling konden maken door het Ngorogoro Reservaat.
De volgende dag werd onze eerste echte safari-dag en gewapend met fototoestellen, verrekijkers en gehuurde safari-jeep trokken we naar Manyara National Park.
Het is onmogelijk om de dag in het park in een paar regels te beschrijven, want daarvoor zie en beleef je te veel. We hebben olifanten gezien, nijlpaarden, giraffen, wildebeesten, struisvogels en nog veel meer. Lake Manyara, wat het grootste gedeelte van het park in beslag neemt, is prachtig en het droge, steppe landschap geeft het ultieme Afrika gevoel.
Na een dag rondrijden waren we allemaal zo gaar als een boontje en erg blij om terug te zijn op Rothia Valley.
De laatste dag hebben we het rustig aan gedaan en genoten van de laatste momenten met z’n zessen. De volgende dag zouden Floris en ik ‘de Kemelingetjes’ alweer van het vliegveld halen. Wat kunnen twee weken toch snel voorbij gaan…

En daar stonden Floris en ik dan, weer even zenuwachtig en ongeduldig als twee weken daarvoor, ditmaal op Kilimanjaro Airport en wachtend op Hans, Trudie, Ilona, Astrid en Marieke. Het tweede grote weerzien voor ons na al die tijd met z’n tweetjes. Te gek!
Een beetje overdonderd door de hoeveelheid familie om ons heen, maar intens genietend, hebben we die avond lekker biertjes gedronken in de tuin van het hotel in Arusha.

De volgende ochtend was het tijd voor wat cultuur en trokken we met het hele stel naar een Masaai dorp buiten Arusha. Onderweg zijn we nog even het stadion van Arusha binnengeglipt waar de verjaardag van oud-president Neyere werd gevierd. We vonden een prachtig plekje pal naast het openbare toilet en hadden het er dus snel gezien (en vooral geroken).
Het bezoek aan het Masaai dorp was erg indrukwekkend. De droge vlakte met accacia’s en wervelwinden, de kuddes met koeien en geiten en de zeer primitieve en traditionele levenstijl en klederdracht van de Masaai maakte dat je je in een andere wereld waande. Trudie, Chris en Emily hebben bij de lokale medicijnman en waarzegger nog even gecheckt of de toekomst er goed uit zou zien voor hen, en na hiervan verzekerd te zijn konden we weer tevreden vertrekken.
Die avond hebben we een heerlijke Tanzaniaanse maaltijd gegeten en konden Floris en ik voor voorlopig de laatste keer genieten van het gezelschap van Ger, Chris, Emily en Mark.

De volgende dag was het alweer tijd om afscheid te nemen. Een erg moeilijk moment. Ger, Chris, Emily en Mark; we missen jullie maar vonden het een supergave vakantie!

Met Hans, Trudie, Ilona, Astrid en Marieke reden we van Arusha terug naar de Rothia Valley, vanwaar we ook één van de Nationale Parken wilden bezoeken.
We kozen voor Tarangire National Park en het werd een geweldige dag. Het landschap van het park is zo mooi dat het zonder dieren al fantastisch is om er doorheen te rijden. Als je dan ook nog overal olifanten, zebra’s, giraffen, dikdiks, impala’s en wildebeesten rond ziet lopen, weet je echt niet wat je overkomt. Te gek!
Naast het bezoek aan het park hebben we ook de wandeling door het Ngorogoro reservaat gemaakt. We werden het laatste deel van de wandeling gevolgd en erg goed in de gaten gehouden door een grote groep bavianen (‘Wat moeten die rare, aangeklede apen hier?!’), wat de wandeling extra leuk maakte.

Vanuit Rothia volgden we dezelfde route via Moshi naar de kust, omdat Hans, Trudie, Ilona, Astrid en Marieke ook graag een paar dagen wilden relaxen op het tropische Tanzaniaanse strand. En aangezien er maar één weg naartoe gaat…
In Moshi konden we genieten van een echte Afrikaanse stad, compleet met verstikkende hitte en straatlieden die hun waar aan je probeerden te verkopen. Aan het einde van de dag werden we getrakteerd op een compleet zicht van de Kilimanjaro, wat bijzonder was door de bewolking in deze tijd van het jaar. Het blijft een mooi gezicht om vanuit het hete, droge landschap een enorme besneeuwde bergtop te zien.

[photopress:HPIM1972.JPG,thumb,pp_image]

Vanuit Moshi zijn we de Usambara Mountains ingereden, waar Floris en ik ook nog nooit geweest waren. Een prachtig gebergte met een enorme diversiteit aan begroeiing en kleinschalige landbouw. We verbleven op een organische boederij met een erg mooi stuk land eromheen, heerlijk biologische eten en een super relaxede sfeer.
Vanuit de boederij hebben we een ‘wandelingetje’ gemaakt, ook weer in gezelschap van Sabina en Peter, die we nu dus vier keer toevallig zijn tegengekomen!
Bek af en oververhit bereikte we na drie uur wandelen het viewpoint vanwaar je een indrukwekkend uitzicht had over het gebergte. Nog eens twee uur later waren we weer terug bij de boederij. Het was een hele mooie wandeling, door ongerepte natuur, landbouwgrond en kleine dorpjes, maar niet bepaald een wandeling voor mietjes…

[photopress:HPIM2018.JPG,thumb,pp_image]

De laatste etappe van de reis begon de volgende dag; op naar Peponi Beach Resort voor de ultieme strandvakantie! We hebben ons te goed gedaan aan zee, strand, zwembad, verse kokosnoten, strandwandelingen en vooral de seafood-platter van het restaurant! De snorkeltrip naar het zandeiland was ook zeer de moeite waard; we zagen onze complete seafood-platter voorbij zwemmen en nog veel meer.
Na een paar dagen besloten we dat het weer tijd werd voor enige activiteit en reden we al hobbelend en stotend het zeer slechte zandpad af naar Pangani. Hier hebben we een boottocht over de Pangani rivier gemaakt, een plek bij uitstek voor krokodillen die zich helaas niet lieten zien. Het dorp zelf heeft een rijke geschiedenis door de slavenhandel en veel gebouwen, waaronder een enorme slavenhal, zijn nog te bezichtigen. Interessant, maar het geeft ook een naar gevoel als je bedenkt wat daar allemaal is gebeurd.

En toen was het voor de tweede maal tijd om afscheid te nemen. Ondanks dat we er nu wat meer ervaring in hadden, werd het er niet gemakkelijker op.
Hans, Trudie, Ilona, Astrid en Marieke; jullie ook onwijs bedankt voor de super mooie vakantie samen! We missen jullie ook, net als de anderen, maar …

Wij zijn weer op pad, met een grimmige lach, en maken ons klaar voor Malawi.

GPS # S07 31.348 E36 35.995

Tanzania – 21 September 2007

Stel je het perfecte strandplaatje voor; een azuurblauwe zee, witte stranden, wuifende palmbomen en dan met een beige unimog geparkeerd onder één van die wuifende palmbomen……

Na onze zaken geregeld te hebben in Arusha besloten we dat het tijd werd om de kust op te zoeken. Sinds Jordanie hadden we die niet meer gezien en de foto’s van de Tanzaniaanse kust in onze reisgids waren de doorslaggevende factor.

In twee dagen zijn we van Arusha naar Dar es Salaam gereden. En na ons door het verstikkend hete centrum met een anarchistische verkeerssituatie heengeworsteld te hebben, konden we de veerpont naar de zuidelijke stranden nemen, waar we uiteindelijk een mooi en rustig kampeerplekje vonden op het strand van het Sunrise Beach Resort.
Na een paar dagen kregen we gezelschap van Dolors, die niet meer samen reist met Chris en de afgelopen vier weken (met een gebroken voet…) op Zanzibar had doorgebracht. Erg leuk om haar weer te zien en om samen met haar te genieten van zon, zee en strand.

Het tropische, onbewoonde eilandje voor de kust, waar we vanonder ons rieten afdakje uitzicht op hadden, begon onze aandacht te trekken en na drie dagen speculeren over hoe het daar zou zijn, besloten we het maar eens uit te checken.

Een lokale visser was bereid om ons met zijn vissersbootje naar het eiland te brengen en ons de volgende dag weer op te halen. De vissersbootjes hier zijn ontzettend mooi; zeer primitief en gemaakt van hout, met een smal en diep gedeelte waar je in kunt zitten en twee balken aan weerszijden in het water voor de stabiliteit. De boten hebben geen motor maar een zeil en tijdens onze tocht naar het eiland hadden we het gevoel dat we 300 jaar in tijd terug waren gegaan. De hondjes vonden het allemaal erg spannend op de boot; vooral Beau, die heeft de hele tocht met z’n ogen dicht gestaan en met zijn hoofd tussen mijn knieen geklemd.

Eenmaal op het eiland voelden we ons echte explorers, de eerste blanken die een voet op het eiland zette, klaar om nieuwe ontdekkingen te doen……
Helaas waren we onze machetti vergeten en kwamen we met ons aardappelschilmesje niet echt ver door het struikgewas. Gelukkig was de tij laag en konden we een stuk rondom het eiland lopen. Erg mooi, vooral de velgekleurde krabbetjes (die Duko steeds tervergeefs probeerde te vangen) en de zonsondergang boven het water.
Weer terug bij ons ‘kamp’ zijn we hout gaan verzamelen voor het kampvuur waar we onze explorers maaltijd op konden bereiden (instant noodles met chocolade koekjes). ‘s Avonds kregen we gezelschap van een soort krabben in schelpen, zo groot als een kokosnoot, die niet uit de zee (wat je zou verwachten) maar uit de bosjes kwamen gekropen.
Toen het kwampvuurtje uitging en we geen zin meer hadden om nieuw hout te gaan zoeken, zijn we gaan slapen; Dolors in haar tent (mietje) en Floris en ik op het strand.
Totaal onder het zand, tot diep in onze neus, mond en oren, werden we de volgende morgen wakker. De visser en zijn twee helpers kwamen terug om ons op te halen en brachten versgevangen vis mee. Ze lieten ons zien hoe we die, met behulp van alleen een tak, konden roosteren boven het vuur (wij, als echte explorers, konden zonder aluminiumfoli niks) en de vis smaakte heerlijk.

De rest van onze tijd vermaken we ons met lange strandwandelingen, bezoekjes aan Dar es Salaam (geen bijzondere stad, vooral erg heet) en brengen we tijd door met Al en zijn twee zoontjes, die verderop aan het strand wonen. We zijn met z’n allen naar een Ethiopisch restaurant geweest en hebben, zonder de zoontjes, een gezellig nachtje doorgehaald in Al’s achtertuin, direct aan zee.

Op het moment, na bijna een maand hier, zijn Floris en ik klaar om verder te rijden, maar het wachten is op een mogelijke opdracht voor een website. De manager van het Sunrise Beach Resort is erg geinteresseerd in een nieuw ontwerp voor de website van het Resort dat Floris heeft gemaakt en is in overleg met zijn baas. Voor ons zou wat extra geld erg goed uitkomen, dus wachten we af.

Tanzania – 17 augustus 2007

Een maand later zit ik op dezelfde plek, met dezelfde hondjes om me heen, op dezelfde klapstoel. Het Hatari-avontuur is alweer afgelopen en kende een abrupt einde. Maasai-camp, here we are again.

Op 18 juli kwamen we aan op de ‘high-standard’ Hatari-lodge en ontmoetten voor het eerst Marlies en Jorg, de eigenaren van de lodge.
De lodge ligt op een fantastische plek. Bij helder weer zie je aan de ene kant Mount Meru liggen en aan de andere kant Mount Kilimanjaro, met zijn besneeuwde toppen. Het Arusha National Park ligt op nog geen 100 meter afstand van de lodge en aangezien het park geen hek heeft, lopen de ‘bewoners’ van het park overal op het terrein rond. Schreeuwende bushbabys in de boom, giraffen voor het raam van het kantoor, familie warthog in de groententuin, een oude buffel in de bosjes naast de werkplaats. Ongelofelijk! Wel oppassen, vooral voor de buffels en vooral als het donker wordt. Ik weet nog dat Floris en ik bij het ondergaan van de zon met de hondjes terug liepen naar de lodge en het volledige keukenpersoneel schreeuwend en gebarend uit het raam hing. Bij de volgende bocht snapten we waarom; er stond een enorme buffel naast het pad. We moesten met een auto opgehaald worden, alleenstaande buffels kunnen erg agressief zijn.
Met al deze wilde dieren om ons heen konden we Duko helaas niet los laten. We hebben het eenmaal geprobeerd en het rampscenario wat we van te voren bedacht hadden, is helemaal uitgekomen. Duko vond een kudde giraffen om op te jagen, precies langs het terras van de lodge waar de gasten zaten te lunchen. De gasten vonden het fantastisch om renennde giraffen langs te zien komen (ze zagen god zij dank Duko niet), Marlies en Jorg waren wat minder gecharmeerd van het voorval. Duko aan de lijn dus, de rest van de tijd. Gelukkig hadden de honden een eigen ‘nanny’, die elke dag een uur met ze ging wandelen en twee keer per dag voor ze KOOKTE (rijst met groente en vlees of vis….)

Zelf hadden we het wat minder luxe, we moesten iedere dag werken, van de vroege ochtend tot (de soms late) avond. Floris hield zich bezig met het repareren en onderhouden van de safari-jeeps, loste problemen met de computers op en deed voor de rest allerlei klusjes op de hele lodge. Mijn taak was het verzorgen van de gasten; ze ontvangen en rondleiden bij aankomst, controleren of de kamers, het eten en de safari’s goed geregeld en in orde waren en verder veel ‘smalltalk’ houden (“Heeft u een mooie safari gehad? Prachtig hé, die acacia’s in bloei, blablabla”). Naast mijn rol als gastvrouw, hield ik mij ook bezig met de voedsel-inkoop.
Iedere avond werd er gezamenlijk gedineerd aan één grote tafel, met alle gasten en een aantal werknemers, waaronder dus vaak Floris en ik. Dit was iedere keer een zeer leerzame ervaring voor ons. We zaten met wildevreemde gasten aan tafel, van over de hele wereld, alles zeer luxe en wij moesten er voor zorgen dat de gasten het naar hun zin hadden. We konden dus niet gewoon ons ‘prakkie naar binnen werken’ en in het Nederlands de dag met elkaar bespreken, maar moesten de gasten onderhouden, de tafel-etiketten van anderen afkijken (‘Psst, Floris, leg je servet op je schoot! Psst, Floris, niet met je ellebogen op tafel!!’) en in de gaten houden dat iedereen goed bediend werd. Over het algemeen brachten Floris en ik het er goed vanaf; soms gedroegen de gasten zich, in hun ‘high-standard lodge’, als echte snobs, was een leuk gesprek moeilijk en waren we blij als ze eindelijk naar bed gingen.

Halverwege ons verblijf was er een voetbalwedstrijd tussen de Momella lodge (de andere lodge in Momella village en de plek waar de film Hatari is opgenomen!) en de Hatari lodge. Dit was natuurlijk een hele happening in het piepkleine, afgelegen dorpje waar nooit wat gebeurd, en te gek voor ons om mee te maken. Het hele dorp (alle 100 inwoners…) was uitgelopen om Hatari of Momella te supporten. Uiteindelijk wonnen ‘onze jongens’ en een groot feest volgde.

Eén van de leukste dingen op de lodge was het contact met de andere werknemers. Na het werk, als alle gasten naar bed waren en wij niet al te moe, gingen we naar Momella Village toe. Samen met Jessica (de staigaire), Anne-Katrien (de kinderdagverblijf-leidster en nanny van het zoontje van Marlies en Jorg), Lesse en Ernst (twee van de obers), Abu (één van de chauffeurs) en Petra (de kantoormedewerkster) speelden we dan pool en dronken biertjes in de kroeg. Af en toe was er disco in de Rhino-bar (een schuurtje met een dansvloer, een krakkemikkig barretje, één discolamp en twee spiekertjes op een generator uit het jaar nul die om de haverklap uitviel) en dan waren bijna alle medewerkers er en werd er goed geswingd!

En toen moesten we gaan. Twee dagen geleden riep Jorg ons bij hem en deelde ons mee dat we niet langer konden werken op de Hatari lodge. Kort daarvoor had hij ons nog laten weten dat zowel hij als Marlies erg blij met ons waren, maar nu vonden ze dat er teveel tijdelijke medewerkers waren (naast ons was er nog een Duits stel dat ook voor een bepaalde tijd op de lodge werkte) en dat we elkaar voor de voeten begonnen te lopen.
De manier waarop dit gesprek verliep en de algemene manier waarop Jorg en Marlies hun lodge managen, is volgens ons niet goed. Er zijn veel dingen waar wij ons aan gestoord hebben tijdens ons verblijf, maar dit is een lang en vervelend verhaal en zal ik daarom niet vermelden.
De volgende ochtend hebben we iedereen gedag gezegd en zijn terug gereden naar Arusha.

De aankomende dagen gebruiken we om dingen te regelen en een plan te maken voor de aankomende anderhalve maand. Want over anderhalve maand…… komen ouders, zussen en hun vriend(innen)!!!!!! Joepi!!!!

GPS # S3 13.728 E36 51.304

Tanzania – 12 juli 2007

Vanuit mijn klapstoel naast de Unimog, omringd door hondjes (waarvan twee onze eigen) en Limburgse jongeren (help), schrijf ik het volgende verslag.

De Sipi-Falls waren erg mooi om te zien. Drie lange, smalle watervallen achter elkaar in een hoog en ruig gebergte dat uitkomt in een enorme vallei. We zijn naar de tweede waterval gewandeld, de opdringerige Ugandezen die geld aan ons probeerden te verdienen negerend, en konden achter de waterval staan waar je overvallen werd door het denderende geweld van de enorme stroom water die naar beneden kwam. Te gek! De terugtocht was één glibberige glijpartij over de natte modderpaadjes die stijl naar beneden liepen. Met omstebeurten een trekkende hond aan de lijn werd de spanning nog wat opgevoerd.

Vanuit de Sipi-falls zijn we in twee dagen naar Nairobi gereden, met een stop aan Lake Naivasha (waar Floris en ik onze tweede reserveband hadden achtergelaten) en een overnachting in Nakuru.
In Nairobi hebben we ons tegoed gedaan aan alle luxe die daar te vinden is – pizzaatje bestellen, naar de bioscoop, winkelen – en bijgekletst met de ‘oude bekenden’ van ons vorige bezoek.

Namanga was onze laatste stop in Kenia, een piepklein grensdorpje met Tanzania, 75 kilometer van het Amboseli National Park. Dit park wilden we graag bezoeken, het probleem was echter dat we niet met ons eigen voertuig konden gaan (de honden mochten het park niet in) en de georganiseerde toers vroegen idioot veel geld voor een dagje rondrijden in het park. Op de bonevooi liepen we dus het dorpje in om mensen aan te spreken met een auto die met ons naar het park wilden. Na een hele middag stevig onderhandelen met drie verschillende mannen, kwamen we uiteindelijk met één van de mannen tot een acceptabele prijs en konden we de volgende dag naar het park.
Het werd een geweldige dag. Overal wilde dieren – olifanten, giraffen, zebra’s, wildebeesten, buffels, struisvogels, nijlpaarden, gazelles, apen, pelikanen – en een schitterende natuur. Vanaf een picknick plaats op een heuvel keek je uit over de enorme droge en kale vlakte met af en toe een moeras waar de olifanten doorheen waadden. In de middaguren, wanneer de dieren rustten, bezochten we een Masaaidorp waar we uitleg kregen over de cultuur en de leefgewoonten van de stam. De mensen leefden voor 95 procent nog zoals ze altijd gedaan hadden (met huisjes van koeiestront en gezinssamenstellingen van één man met een stuk of vijftien vrouwen) en het bezoek was daarom erg interessant.

De volgende dag in Namanga kwamen we tot de – vrij domme – ontdekking dat we nog amper geld hadden en dus de grens niet over konden. De dichtsbijzijnde mogelijkheid om geld te krijgen was Nairobi en dus hebben Cath en Floris ‘lekker’ een dagje in matatu’s (openbaar vervoer busjes) doorgebracht om geld te kunnen pinnen in Nairobi.

De grensformaliteiten duurden erg lang. Floris en ik moesten eerst een heel toneelstuk opvoeren om de man van customs te overtuigen dat we wél roadtax hadden betaald, maar het bonnetje kwijt waren (we hadden helemaal geen roadtax betaald). Het toneelstuk werkte; we moesten 4 in plaats van 30 USD betalen.
Vervolgens probeerden de Tanzanianen ons een veel te hoge autoverzekering aan te smeren en uiteindelijk konden we met veel moeite, bij iemand thuis (..), een verzekering voor een redelijke prijs afsluiten. Gelukkig waren we, eenmaal de grens over, snel in Arusha en vonden we een mooi plekje op het Masaaicamp, een paar kilometer buiten het centrum.

De laatste dagen met Cath hebben we vooral doorgebracht in de stad, die vol zit met leuke winkeltjes en vervelende mensen die achter je aan lopen om spullen te verkopen. In de bar van de kamping is het gezellig, altijd druk (nu dus met Limburgers die een gezamenlijke drie-weekse toer maken door Oost-Afrika) en het is een goede plek voor een biertje.

Gisteren hebben we Cath weer uitgezwaaid, na drie-en-een-halve week die ontzettend snel voorbij zijn gegaan. Het afscheid nemen was weer moeilijk; voorlopig zullen we haar niet meer zien. Cath; Floris en ik willen je bedanken voor de superleuke tijd!

Vanuit Arusha gaan Floris en ik over een paar dagen naar de Hatari Lodge waar we, als alles goed is, een tijdje zullen blijven werken.

GPS # S 3 ° 23′ 3.7 “, E 36 ° 43′ 15.3”

29 juni 2007 – Uganda

Dertien dagen en heel wat uurtjes rijden verder staan we weer op de camping aan de Bujagali Falls in Jinja. Het uitzicht is nog steeds even mooi en het is een perfecte plek om bij te komen en de indrukken van de afgelopen dagen te verwerken.

Na een uur wachten op de stoep van een volledig dichtgetimmerd vliegveld (?), kwam Catherine dan eindelijk naar buiten gelopen; echt fantastisch om haar weer te zien!
De volgende dag zijn Cath en ik Kampala ingegaan, helaas zonder Floris want die lag ziek op bed. (Hoe ironisch, hij is de hele reis nog niet ziek geweest).
Gelukkig was Floris de volgende dag alweer opgeknapt en konden we samen met Chris en Dolors naar Kabale rijden.

De rit door het groene, vruchtbare en vrolijke Uganda was genieten en de kamping aan Lake Bunyoni, 10 kilometer van Kabale, prachtig.
De kano’s die we hadden gehuurd waren uitgeholde boomstammen. Een zeer romantisch plaatje, maar zo onstabiel als de pest en een ramp om te besturen. Cath, Floris en ik kieperde in eerste instantie met kano en al om (hiermee hebben we de schoolkinderen een erg vermakelijk speelkwartier bezorgd) en hebben vervolgens een half uur lang in cirkeltjes rondgevaren. De lokale bevolking noemt dit de ‘muzungu (white person) corkscrew’ en mijn god wat voelden we ons voor lul staan.
Maar uiteindelijk kreeg Floris het sturen onder controle en Cath en ik een ritme in het peddelen en ging het allemaal voor de wind.
Lake Bunyoni ligt vol met eilandjes, waaronder ‘Punishment Island’ waar vroeger ongetrouwde, zwangere vrouwen achtergelaten werden om te sterven. Ik vroeg me af of er ook een eiland was waar de mannen heengingen die de vrouwen zwanger hadden gemaakt, maar die bleek niet te bestaan.
Al de eilandjes, de kronkelige oever en de bergen rondom het meer, maakt een kanotochtje een erg mooie ervaring.

In de buurt van de kamping stond een school voor kinderen tot 12 jaar (primaryschool). We werden uitgenodigt voor een rondleiding en mochten bij de allerkleinsten een deel van de les meemaken. De kleintjes leerden dingen als tellen en het alfabet door middel van liedjes en dans en het was geweldig om ze rond te zien springen. Dat Afrikaanse ritme zit er echt al vanaf de geboorte in!

Er moest natuurlijk ook gestapt worden, dus op vrijdagavond achterop een pick-up truck het hobbelige zandpad af naar Kabale. Er zou een bekende Ugandese band optreden en aangezien dit een hele happening was voor het rustige, afgelegen dorp, besloten wij er ook heen te gaan. Helaas viel het nogal tegen dus zijn we na een uurtje verkast naar de plaatselijke nachtclub.
Veel te laat dan gepland waren we weer terug op de kamping, zodat we de volgende ochtend suf en katerig aan onze tocht naar het Mgahinga Gorilla National Park begonnen.

De weg langs Lake Bunyoni en de ‘Kanaba Gap’ was indrukwekkend. Je keek uit over heuvels en bergen, de meesten tot aan de top in gebruik als landbouwgrond, en in de verte zag je het meer met zijn grillige vormen. De gebieden waar men (nog) geen landbouw bedreef waren begroeid met oeroude bomen en bamboostruiken.
We hebben de hele dag gedaan over de 80 kilometer van Lake Bunyoni naar het Mgahinga Gorilla National Park, deels omdat de weg zo slecht was en deels omdat we om de zoveel tijd gewoon moesten stoppen om van het uitzicht te genieten.

Mgahinga Gorilla National Park bestaat uit tropisch regenwoud en vulkanen en is één van de twee plekken op aarde waar nog gorilla’s leven. Een gorillatrekking kost echter 400 USD per persoon en dat is met ons budget helaas niet haalbaar.
Een wandeling door het park was echter ook erg leuk en het bezoek aan een grot waar vroeger pygmeeen woonden interessant.
Die avond hadden we een afscheidsmaaltijd omdat Chris en Dolors verder zouden rijden naar Congo en wij richting Fort Portal. De maaltijd werd een groot fiasco, omdat Chris bij het slachten van de kip die Dolors, Cath en ik hadden gekocht het puntje van zijn duim er bijna afhakte en samen met Floris naar het ziekenhuis moest om het te laten hechten. Ik koop nooit meer een levende kip.

De rit naar Fort Portal duurde twee dagen (onderweg onze eerste olifanten gezien!!) en we waren blij toen we eindelijk de pitoreske community campsite aan één van de kratermeren opreden. Een hele fijne plek, gerund door lokale mensen die veel voor de gemeenschap doen.
’s Ochtends krijgt een groep kinderen uit de buurt les op de kamping en Cath heeft prachtige foto’s mogen maken van de leerlingen.
Met Patrick, de gids van de kamping, hebben we een wandeling gemaakt door de omgeving, door de thee- en bananenplantages een berg op om de andere kratermeren te kunnen zien.
Helaas konden we maar een dag blijven op deze perfecte plek.

Vanuit Fort Portal zijn we in één dag naar de Red Chilli campsite in Kampala teruggereden, waar Johannes, de Zuid-Afrikaanse motorrijder die we eerder in Nairobi hadden ontmoet, heel toevallig ook logeerde. Het was een erg gezellig wederzien en we hebben afgesproken dat we hem opzoeken als Floris en ik in Kaapstad zijn.

En vanmiddag zijn we dan, vanuit Kampala, hier terechtgekomen. Morgen en overmorgen staan de Sipi Falls op het programma en dan zullen we het te gekke Uganda alweer verlaten.

GPS # N 0 ° 28′ 53.9″, E 33 ° 9 ‘ 25.7″

16 juni 2007 – Uganda

We zijn in Uganda, een prachtig land met een super vriendelijke en spontane bevolking. Morgen halen we Catherine op en daar kijken we ontzettend naar uit!!

Tijdens de rit van Lake Baringo naar het Kakamega Forest ging het even niet zo lekker met de Unimog en lagen we bijna op onze kant in het water. Door de vele regenval liep er een rivier over de weg waar wij doorheen moesten rijden. Alaen en Henry hadden ons vantevoren verteld dat de rivier erg ondiep was en een makkie voor de Unimog. Floris reed dus redelijk hard de rivier in, die meer dan een meter diep bleek te zijn…. We doken zo met onze voorwielen voorover in het water en kwamen uiteindelijk met onze rechter voor- en achterwiel los van de grond. Gelukkig klapte de Unimog weer terug op z’n vier wielen, maar het scheelde niks of we hadden met ons hele hebben en houden in het water gelegen. Trillend en met witte gezichtjes stonden we uiteindelijk aan de andere kant van de rivier en spraken met elkaar af dat we voortaan eerst zelf checken hoe diep de rivier is voordat we er doorheen rijden….

Het Kakamega Forest was een bijzondere plek. We hebben de ‘sunrise-walk’ gedaan, wat betekende om 04.45 uur je bed uit en met een slaperige kop een berg op sjouwen. Om 7 uur stonden we op de top en konden genieten van een mooie zonsopgang boven het regenwoud. Je ziet wel honderd verschillende kleuren groen en hoort de gekste geluiden van de gekste dieren.
Op de camping van het regenwoud hebben we helaas geen vrienden gemaakt. Amerikaanse biologen deden onderzoek naar de ‘blue-monkeys’ die daar leefden en die er, zodra ze onze honden zagen, totaal in paniek vandoor gingen en zich de rest van de tijd niet meer lieten zien. (sorry…)

Het Kakamega Forest lag maar een dikke 100 kilometer van de Ugandese grens af en na al glibberend en glijdend over het natte modderpad het regenwoud uit te rijden, stonden we vrij snel aan de grens.
De grensformalieiten waren snel afgehandeld en na twee uurtjes reden we Uganda binnen. Alles is hier groen en vruchtbaar, met veel palm- en bananenbomen en velden vol andere gewassen.

Dezelfde dag reden we Jinja binnen waar we op Speke Camp hebben gestaan, een camping aan de Bujagali Falls. Een erg bijzondere plek met één van de mooist denkbare uitzichten.
Op de camping stonden nog twee gasten; Chris en Dolors, een bevriend stel uit Engeland. Met hen hebben we erg veel lol gehad. We gingen samen ‘voor een wandelingetje’ wat uiteindelijk 19 kilometer werd, met een bungeejump boven de Nijl door Chris en Dolors en een terugtocht door het pikkedonker zonder zaklamp. (De honden moesten ons de weg wijzen.)
Verder zijn we gaan vissen in de Nijl. De locale jongetjes die met ons mee gingen vingen de ene vis na de andere en wij, met al onze ‘high-tech equipment’ vingen helemaal niks! Uiteindelijk hebben we, enigszins beschaamd, een vis gekocht van één van de jongetjes om toch iets te eten te hebben voor die avond.

Na Jinja kwam Kampala, waar we nu nog steeds zijn. Kampala is de eerste Afrikaanse stad waar Floris en ik ons helemaal veilig en op ons gemak voelen. Ondanks het drukke verkeer en de vele mensen, hangt er een hele relaxede sfeer in de stad en is bijna iedereen die je aanspreekt aardig.
Onze nieuwe vriendjes Chris en Dolors zijn ook hier en samen hebben we het nachtleven van Kampala ontdekt. We hebben ons erg goed vermaakt, met onze poolcompetitie en de dronken rit achterop de bado bado (taxibrommertjes) door het centrum van de stad.

En morgen is het dan zover….. Catherine komt aan in Entebbe! We nemen een taxi heen en weer naar het vliegveld, zodat we gewoon op de camping in Kampala kunnen blijven staan en vanuit hier onze rondreis kunnen beginnen. Een raar idee om na 7 maanden weer een bekende te zien…

GPS # N 0 ° 19′ 10.7″, E 32 ° 37′ 45.8″