Dik aangekleed, en nog steeds koud, zit ik achter de laptop om een nieuw reisverslag te schrijven, terwijl Floris onze dieselkachel weer aan de praat probeert te krijgen. Na al die tijd zijn we gewend geraakt aan de hitte in de meer zuidelijk gelegen Afrikaanse landen en is het Marokkaanse klimaat behoorlijk afzien voor ons. Maar dat is dan ook het enige minpuntje hier; Marokko is echt een fantastisch land!
Net voordat we Dakhla bereikten vanuit Mauritanië, ‘het grote niets’, zagen we een parkeerplaats tussen de weg en de zee waar andere reizigers met kampeerauto’s stonden. We hadden al eerder over deze gratis kampeerplek gehoord en besloten er een paar dagen te blijven om uit te puffen van de vele rijuren die we hadden gemaakt. De volgende ochtend werden we tot onze stomme verbazing gewekt door het geluid van regen op het dak van de Unimog. We hadden begrepen dat het in de Westelijke Sahara ongeveer één keer in de tien jaar regent en wij werden getrakteerd op een hele dag authentiek Nederlands kutweer; kou, regen en wind. Toen we even in Dakhla waren om inkopen te doen zagen we dat hele straten die uiteraard totaal niet berekend waren op zoveel water, ondergelopen waren en dat kinderen er lachend doorheen renden.
Vanuit Dakhla zijn we in een halve dag naar Boujdour gereden. De camping waar we terecht kwamen verdiende een prijs voor meest ongezellige verblijfplaats in heel Afrika; het had wel wat weg van Guantanamo Bay. Maar het was er goedkoop en ze hadden er warme douches, waarin ik na een aantal dagen ‘douchen in de zee’ wel erg veel zin had.
Vlak boven Laayoune, de hoofdstad van het Westelijke Sahara gebied, was wel een leuke camping van een Belgisch stel, gelegen aan de rand van een prachtige vallei. We hebben er heerlijk kunnen wandelen met Duko, waarbij de impact van die enorme woestijn nog groter was dan wanneer we er doorheen reden.
Eenmaal in Tan Tan Plage, ten noorden van Laayoune, vonden we dat we voorlopig wel genoeg zand en zee hadden gezien. We besloten in een dag naar Tiznit te rijden, vanwaar we een rondrit door de Anti-Atlas wilden maken. Uiteindelijk zijn we een paar dagen in Tiznit gebleven, deels omdat we een ontzettend kaal gereden band wilden omwisselen met een nieuwe reserveband en deels omdat Tiznit gewoon een heel leuk en vriendelijk stadje bleek te zijn. Tiznit staat bekend om het zilver en heeft een uitgebreide zilvermarkt. Het schijnt dat toeristen een aantal jaren geleden verschrikkelijk lastig gevallen werden op dit soort toeristische markten. Iedereen wilde je gids zijn en je werd geen moment met rust gelaten. De vorige koning heeft deze praktijken grondig aangepakt; tegenwoordig staat er drie jaar (!) gevangenisstraf op het lastigvallen van toeristen en er zijn agenten in burger die dit op toeristische plekken controleren. Wel erg overdreven vinden wij, maar we hebben wel heerlijk rustig over de markt kunnen lopen!
De route door de Anti-Atlas, via Tafraoute naar Agadir, was onbeschrijfelijk mooi. De weg kronkelde berg op en berg af, met honderden meters diepe ravijnen vlak naast de weg. Na iedere bocht raakte je opnieuw onder de indruk van het uitzicht op de kale bergen en rotsformaties met her en der kleine Berber dorpjes ertussen geplakt. De Berbers leven nog behoorlijk primitief in dit gedeelte van Marokko. We zagen vrouwen, allemaal zwaar gesluierd, met enorme ladingen takken langs de weg lopen, richting hun dorp. De mannen gebruikten ezels en muilezels om spullen te vervoeren en het land te bewerken.
In Tafraoute hebben we een nachtje geslapen, omdat het er te mooi was om dat niet te doen. Samen met Duko zijn we een berg op gewandeld vanwaar we een prachtig uitzicht hadden over het dorp en de omgeving.
Agadir was andere koek. Daar was niks meer terug te vinden van de Marokkaanse cultuur of natuur. Wel vond je er McDonald’s en de PizzaHut. Boulevards vol met cafés, restaurants en souvenirwinkeltjes. Westerse toeristen met veel te korte broeken en roodverbrande benen. En het onvermijdelijke toeristentreintje waar je mee door de stad gereden kon worden.
Floris en ik hadden in de eerste instantie nogal last van een cultuurshock, maar eenmaal gewend kwam het ons wel goed uit dat Agadir zo ontwikkeld was. We hebben daar namelijk via internet, telefoon en post een huisje in Nederland kunnen regelen, zodat we een eigen plek hebben om naar toe te gaan als we straks terugkomen.
Eenmaal uitgeregeld zijn we zo snel mogelijk vertrokken uit Agadir, richting het Atlasgebergte. De eerste nacht hebben we doorgebracht in Taroudannt, vanwaar we de besneeuwde toppen van de tot 4100 meter hoge bergen al konden zien. Een prachtig gezicht. Het stadje zelf was ook mooi, met een oude stadsmuur van rode modder om het centrum heen.
Onze volgende stop was Ait-Benhaddou, een oude en goed bewaart gebleven Kasbah (fort) waar verschillende bekende films zijn opgenomen, waaronder The Gladiator. Het fort ligt op een berg en vanaf de top is het uitzicht op de omgeving, met aan de ene kant de rivier Ounila, aan de andere kant de Hammada (woestijn van stenen) en overal de grillige vormen van de bergen op de achtergrond, echt heel mooi.
De volgende dag vervolgden we onze weg door het Atlas gebergte en kwamen we aan het einde van de middag aan in de Gorge du Dades. De omgeving was al weer onbeschrijfelijk mooi, maar het weer op dat moment helaas niet. Het was echt heel erg koud en het regende, dus we zijn uiteindelijk de Unimog niet uitgekomen.
Gelukkig scheen de volgende ochtend de zon weer en konden we volop genieten van de prachtige ochtendkleuren die de dorpjes in de vallei en de bergen eromheen nog mooier maakten.
Tijdens een pauze langs de kant van de weg stopten er vier Duitse toeristen voor een praatje. Twee ervan reisden met hun baby in een Mercedes ‘bolneus’ truck door Marokko en één jongen reisde in een slechts vier jaar oude Unimog 1550. Dit vond Floris natuurlijk mooi om te zien en we hebben gezellig met die mensen zitten praten. Er zijn hier in Marokko ontzettend veel andere kampeerders zoals wij, maar die zijn bijna allemaal Franstalig, gepensioneerd en rijden rond in van die ‘plasticfantastisch’ campers. Het groepje Duitsers van onze leeftijd was dus een welkome afwisseling.
’s Middags kwamen we aan in Merzouga, een dorpje aan de rand van de zandduinen en ook wel ‘de deur naar de Sahara’ genoemd. In Merzouga hebben we gedaan wat iedere andere toerist daar doet; op een dromedaris door de zandduinen rijden! Ondanks de zeer oncomfortabele zithouding vonden wij het allebei een prachtige ervaring en hebben we genoten van het ‘terug in de tijd gevoel’ wat je op zo’n dromedarisrug toch wel heel sterk krijgt. Duko was wat minder gecharmeerd van de hele ervaring. Hij mocht met ons meelopen, maar de jongen die de dromedarissen leidde waarschuwde wel dat dromedarissen niet van honden houden en ze zullen trappen als ze te dicht bij komen. Duko probeerde, uiteraard, om de achterste dromedaris in zijn enkel te happen zodat hij eens lekker op hol zou slaan en Duko erachter aan kon rennen. Duko kon gelukkig net de enorme achterpoot van het beest ontwijken en uiteindelijk bleek dit een hele goede zet geweest te zijn van de dromedaris (reageerden alle beesten maar zo op Duko!). Hij durfde de rest van de tocht niet meer in de buurt te komen en bleef heel braaf, op gepaste afstand, om ons heen cirkelen.
In Erfoud, net boven Merzouga, kwamen we heel toevallig weer een Duits stel van onze leeftijd tegen die ook in een omgebouwde Unimog 404 door Marokko reisden. Met hun hebben we een hele gezellige avond gehad op de camping waar we beiden stonden.
Helaas was het inmiddels alweer koud geworden en gaan regenen en leek het ons het beste om maar gewoon een heel stuk te gaan rijden. Onder het rijden kon in ieder geval de kachel in de cabine aan…
We kwamen uit in Midelt, waar eigenlijk niks te beleven viel. In het internetcafé, waar de gehele bevolking van Midelt leek te vertoeven, kwamen we een ander Nederlands stel tegen van onze leeftijd wat ook al in een Unimog (416) aan het reizen was! Zo zie je maanden lang geen andere Unimog en zo kom je er drie tegen in drie dagen… Willem en Saskia waren net een paar weken geleden vertrokken uit Nederland en wilden ongeveer dezelfde route als ons gaan rijden naar Zuid-Afrika. Ze hadden alleen ontzettende pech; de motor van de Unimog had het nu al begeven en moest vervangen worden. We spraken af om de volgende morgen even bij hun langs te gaan op de camping niet ver van Midelt. Uiteindelijk zijn we er ook een nacht blijven staan, omdat het hartstikke gezellig was samen!
Vanuit die camping zijn we gisteren in een dag naar Marrakech gereden, waar we op de camping ‘Le Relais’ staan. Morgen zullen we de stad eens gaan verkennen, waarover tot nu toe iedere reiziger die wij zijn tegen gekomen zo ontzettend enthousiast is. En verder verwachten we hier natuurlijk het bezoek van Ger, Cris, Emily, Mark en Cath. We hebben hier erg veel zin in!!