Slechts anderhalve week later en we staan alweer in Mauritanië! Het gaat hard nu…, maar het geld raakt op en de ‘harde schrijf’ vol, na bijna twee jaar onderweg, dus we rijden maar een beetje door.
Bamako was leuk, al was er niet veel bijzonders te doen. Dat lag ook wel een beetje aan onszelf; wij verkozen door de hitte het airconditioned internetcafé boven de grote markt en verder is Floris vooral druk geweest met het vinden van een ‘nieuwe tweedehandse’ reserveband. Na een lange zoektocht en veel hulp van de aardige barjongen van het hotel waar wij kampeerden, kwam Floris gelukkig terug met een prachtig exemplaar voor weinig geld.
Het hotel (Djaboli), dat we vonden via de website van Kees en Jacobien, Nederlandse reizigers die wij eerder hebben ontmoet, was een heerlijke plek om te kamperen want het lag buiten de drukke stad en aan de Niger rivier waar we prachtige zonsondergangen hebben gezien. Tijdens één van die zonsondergangen kwam er een jongen met mobiel muziekwinkeltje langs en hebben we nog wat mooie muziek uit Mali kunnen kopen. Floris had eerder in Mopti ook al gescoord en eindelijk zijn politiek getinte Afrikaanse hip-hop gevonden. De jongen met cd’s wist ons ook te vertellen dat Amadou en Mariam, onze muzikale helden uit Bamako, even verderop aan de Niger wonen.
Het visum voor Mauritanië was duur, maar snel geregeld en de ambassadeur verzekerde ons dat de kustweg veilig zou zijn. Ook van andere reizigers hadden wij begrepen dat deze weg inderdaad geen problemen heeft gegeven, dus besloten we vanuit Bamako naar Senegal te rijden en vanuit daar langs de kust Mauritanië te doorkruisen.
De route van Bamako via Kayes, Matam en St-Louis in Senegal hebben wij in drie dagen kunnen rijden, doordat de weg in Mali nieuw geasfalteerd was en ook de weg in Senegal in redelijk goede staat verkeerde. Het waren wel drie lange dagen en ’s nachts zweetten we bij temperaturen van rond de 30 graden de Unimog haast uit.
Sinds Namibië rijden wij zonder autoverzekering rond (omdat een autoverzekering hier toch niks uithaalt) en lullen we ons prima door veel politiecontroles heen met ons Nederlandse ANWB-pasje (“Assurance, tout Africa, tout Africaâ€), maar in Senegal keerde ons geluk. De agenten wilden nergens iets van weten en geloofden onze ANWB-truc in de meeste gevallen niet. Bovenden waren ze erg corrupt en wilden vooral geld zien. We hebben het aantal omkopingen kunnen beperken tot één, maar een pretje was het allemaal niet.
De Zebrabar,een camping net buiten St-Louis, waarvan we sinds Kenia al stickers op auto’s van reizigers zien, was oké maar voldeed niet helemaal aan de verwachting die we opgebouwd hadden door alle reclame. Wel erg grappig in de Zebrabar was Piano, de ezel. Deze ezel werd door de eigenaren beschouwd als huisdier en omdat de andere huisdieren allemaal honden waren dacht de ezel ook dat hij een hond was. Tijdens de eerste ontmoeting met Duko zette Piano dan ook direct de achtervolging in wat Duko bijna een hartstilstand bezorgde. Wij hebben ons rotgelachen; eindelijk zien wij Duko op de vlucht slaan voor een ezel in plaats van andersom. Het is nooit meer goed gekomen tussen die twee, elke keer als Piano in de buurt van de Unimog kwam raakte Duko in paniek, waarna Piano weer achter Duko aanging, enzovoort. We besloten desondanks om een extra dagje op de Zebrabar te blijven, omdat het einde van de Ramadan gevierd werd en dit betekende dat niemand of niks zou werken.
Vanuit de Zebrabar zijn we Mauritanië ingereden. De grens bij Rosso was een ramp, alles duurde een eeuwigheid en chaos en corruptie waren de sleutelwoorden. Pas na vier uur konden we Mauritanië inrijden, maar toen schoot het ook op. De weg was perfect en de weinige politiecontroles relaxed. Na een paar uur kwamen we aan in Nouakchott, de hoofdstad, waar we konden kamperen bij het leuke Auberge Sahara. Na een lange dag grensformaliteiten en rijden door de hete Sahara is een koud colaatje, een douche en een goede maaltijd echt zo ontzettend lekker! Daarnaast hadden we ook leuk gezelschap van andere reizigers en koelde het ’s avonds af tot een acceptabele slaaptemperatuur, dus wij hadden echt niks te klagen.
Vanochtend zijn we met het eerste oproep tot gebed gaan rijden vanuit Nouakchott en ergens aan het einde van de middag kwamen we aan in Nouadhibou, waar we vannacht zullen slapen. Tussen Nouakchott en Nouadhibou is echt helemaal niks behalve zand, zand en nog meer zand. Zo af en toe zagen we wat tenten en hutten bij elkaar staan waar mensen wonen en als je dat ziet vraag je je echt af hoe die mensen in godsnaam kunnen overleven. Ik vind het wat beangstigends hebben om zo door de woestijn te rijden, zonder water, begroeiing of wat dan ook, en ik moet er al helemaal niet aan denken om hier te moeten wonen. Of om er doorheen te moeten lopen…. Een paar honderd kilometer voor Nouadhibou stonden er ineens twee jongens met backpacks op hun rug langs de weg. Het waren Hongaren die van Hongarije naar Senegal aan het lopen waren! We hebben ze een fles water gegeven, de hand geschud en veel succes gewenst, stelletje mafkezen..
Morgen staat er weer een lange dag op het programma; we willen de grens oversteken en tot aan Dakhla in de Westelijke Sahara komen. Dat betekend dat we in het voor ons laatste land van het Afrikaanse continent zijn aangekomen!! Maar de reis is nog niet voorbij, want nadat Floris en ik op ons gemakje Marokko hebben verkend, rijden we naar Marrakesh waar begin november Ger, Cris Emily, Mark en Cath ons komen opzoeken. Superleuk om samen de stad te verkennen! Cath rijd vervolgens met ons mee tot aan Zuid-Spanje en dan doen we de laatste kilometertjes weer met z’n tweeën…