Het beloofde land – zoals Floris en ik Ghana zijn gaan noemen in de afgelopen maanden – is alles wat we ervan verwacht hadden.
Om Togo uit te komen moesten we eerst de immigratieambtenaar omkopen, die beweerde dat mijn visum niet in orde was en weigerde om ons uit te stempelen. Dit is de eerste keer in onze reis dat we zo direct en bewust meewerkten aan het corrupte systeem in een land, maar het was niet anders. We hadden geen zin om terug te rijden naar de grens met Benin, wat de eikel in kwestie voorstelde en waar we hoogstwaarschijnlijk niks mee op zouden schieten en we hadden bovendien ook niet de illusie dat we de wereld met z’n tweeën konden verbeteren. Vijfduizend CFA in het paspoort dus en tandenknarsend de grens over.
Aan de Ghana zijde van de grens verliep alles probleemloos, maar we hadden ook niet anders verwacht van ons beloofde land.
Helaas had niemand ons van tevoren ingelicht dat Accra in de spits veranderd in één grote verkeersfile en kwamen we in het pikkedonker, met nauwelijks werkende koplampen, het terrein van ‘Big Milly’s’ oprijden, een camping en backpackers twintig kilometer van Accra vandaan. ‘Big Milly’s is een verzamelplaats voor jonge, Westerse vrijwilligers, waar het in Ghana van stikt, en die duidelijk (nog) wel de illusie hebben dat ze de wereld kunnen verbeteren. Al deze jonge meiden trekken hordes rastafari-beachboys aan die met hun gespierde lichamen en gladde praatjes zoveel mogelijk meisjes proberen te versieren. Wij hadden hier allemaal niet zoveel zin in en na een paar nachten besloten we een andere plek te zoeken. We mochten uiteindelijk kamperen op de parkeerplaats van een Irish Pub in het centrum van Accra, wat een stuk beter beviel. Hier konden we wachten op onze nieuwe paspoorten, die we aan hebben moeten vragen omdat onze oude vol waren. We hebben Accra bij dag en nacht (Peter en Nicole waren weer ter plaatse!) kunnen ontdekken; een drukke maar leuke stad.
De Ghanese kust volgend naar het westen, belandden we uiteindelijk in Cape Coast, vroeger het centrum van de slavenhandel van heel West-Afrika. Het is altijd mooi om op een plek te zijn waarover je al zoveel hebt gehoord en geleerd, en er eindelijk een beeld bij te kunnen vormen.
We hebben het kasteel bezocht, wat prachtig in het centrum van de stad ligt en uitkijkt over de zee. Dit gebouw is in 1637 omgebouwd tot kasteel door de Nederlanders en uitgebreid door de Zweden in 1652, waarnaar het vijf keer van eigenaar is veranderd, totdat het in 1664 in handen kwam van de Engelsen. Het kasteel heeft altijd dienst gedaan als slavenfort in de tijd dat Ghana nog Gold Coast heette en onder het kasteel liggen de afschuwelijk slavenkelders. We hebben een rondleiding gehad van een gids die ons vertelde hoe het eraan toeging in die tijd en dat maakt een veel grotere indruk dan dat de saaie geschiedenisboeken vroeger op school ooit deden. Al hebben wij niks met de praktijken van onze voorouders te maken, toch vonden we het moeilijk om de zwarte gids recht in de ogen te blijven kijken terwijl ze uitlegde hoe haar voorouders gebrandmerkt werden en met twee honderd anderen in een niet geventileerde, donkere kelder moesten wachten totdat ze verscheept werden.
Vlakbij Cape Coast ligt het Kakum National Park waar je over een houten touwbrug kunt lopen die 30 meter boven de grond van boom naar boom slingert. Hele mooie ervaring, alleen nam mijn hoogtevrees na vijf stappen op de wiebelige brug de overhand en moest ik met knikkende knietjes terugkeren. Floris heeft hem wel gelopen en vond het te gek om het regenwoud eens van bovenaf te kunnen bekijken.
Diezelfde dag kwamen we aan op ‘The Green Turtle’, een camping en backpackers op een fantastische plek aan de Ghanese kust. Als je er eenmaal bent wil je er nooit meer weg. We zijn er een week gebleven, maar het is moeilijk om achteraf te beschrijven wat we hebben gedaan. Zon, strand, zee, gin-tonics, hangmat, dat covert het wel een beetje.
[photopress:DSC_7905.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_7887.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_7865.JPG,thumb,pp_image]
[photopress:DSC_8101.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_8048.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_8160.JPG,thumb,pp_image]
Van Peter en Nicole hoorden we dat we Elmina, een klein vissersdorpje naast Cape Coast, niet mochten missen, dus besloten Floris en ik om terug te rijden en een kijkje te nemen. De drukke, levendige haven met het oudste Europese gebouw in West-Afrika, St. George Castle, er middenin, was inderdaad een schitterend gezicht. We besloten om ook door dit kasteel een rondleiding te nemen, omdat het een grote plaats inneemt in de Nederlandse geschiedenis. Het kasteel is in 1482 gebouwd door de Portugezen en nadat het in 1637 veroverd was door de Nederlanders functioneerde het meer dan twee eeuwen lang als hoofdkwartier van de Nederlandse West Indische Companie. Erg interessant, maar daarnaast ook weer een stuk geschiedenis waar wij maar moeilijk trots op kunnen zijn.
Aangezien we toch al op de cultureel verantwoorde toer waren, besloten we, eenmaal aangekomen in Kumasi, een bezoek te brengen aan het Manhyia Palace Museum, waar de huidige Ashanti koning van Ghana nog steeds leeft. Kumasi was de hoofdstad van één van de oudste en enorm machtige koningrijken van Afrika, het Ashanti Koninkrijk.
Op het moment zijn we nog steeds in Kumasi, waar we vanochtend gewekt werden door een enorme explosie. Er bleek een vrachtwagen met benzine in de stad verongelukt te zijn en die vrachtwagen is geëxplodeerd. Doordat de brandende benzine via de open afvoeren langs de wegen zich kon verspreiden, hoorden we overal in de stad explosies, waardoor we even het idee kregen midden in een militaire coup of iets dergelijks te zijn beland. Gelukkig was dit niet het geval, hoewel het natuurlijk een rampzalig ongeluk is geweest.
Inmiddels zijn alle branden geblust en is alles weer rustig. Wij blijven hier nog een paar dagen en rijden dan naar de stad met de meest fantastische naam ter wereld; Ouagadougou in Burkina Faso.
GPS # N 6 ° 41.273′, W 1 ° 37.262′