14 juli 2008 – Gabon & Kameroen

Het zandpad veranderde opeens in een wasbordweg en de Unimog in een stuiterend gevaarte. De laatste stuiter was de nekslag en vanaf dat moment horen we ‘tik-tik-tik’ uit het differentieel komen als we rijden. We zijn al zover geïntegreerd in Afrika dat we voor dit probleem ook een helemaal Afrikaanse oplossing hebben gevonden: gewoon doorrijden en zien hoever we komen. Dit gaat prima; we zijn al in Yaounde!

Na uitgezwaaid te zijn door de andere reizigers en de eigenaar van het Vietnamese restaurant verlieten we samen met Peter en Nicole Brazzaville, wat niet mee viel. Te veel auto’s, smalle straten en geen weg aangegeven op de GPS zorgden ervoor dat het zeker twee uur duurde voordat we de stad uit konden rijden.
Gelukkig stonden we al wel snel bij de ingang van het Léfini National Park, ons einddoel voor die dag. Na lang heen en weer gepraat met een medewerker van het park en een telefoontje naar de chef mochten we uiteindelijk naar binnen (we hadden eigenlijk een permit moeten regelen in Brazzaville) voor veel te veel geld en kamperen was niet mogelijk. Geen aantrekkelijke optie, maar het probleem was dat er de volgende dag in heel Congo niet gereden mocht worden in verband met lokale verkiezingen. De medewerker van het park kwam uiteindelijk met de oplossing; we mochten op het land van zijn vader staan in het aangrenzende dorpje en daar de verkiezingen afwachten. Best spannend om tijdens verkiezingen in een land te zijn dat nou niet bepaald bekend staat om zijn stabiele politieke situatie. Iedere Congolees door wie we ons hadden laten informeren over de verkiezingen stelde ons echter gerust; er werden geen problemen verwacht en we zouden niet in gevaar zijn zolang we niet zouden aan rijden en uit de buurt zouden blijven van militairen die bij dit soort gelegenheden wat paranoia konden zijn. We hebben de hele dag dus braaf op ons klapstoeltje gezeten met een boekje en de dag is rustig verlopen.

Ten noorden van het park, bij het dorpje Obouya, verlieten we het asfalt om aan de lange piste richting Libreville in Gabon te beginnen. De weg was prachtig; een smal zandpad, soms met modderpoelen omdat het had geregend, kronkelend door stukken jungle, open vlaktes en kleine dorpjes. Met de banden flink leeggelopen kwam de Unimog er prima doorheen en aan het einde van de dag vonden we een geschikte plek om te overnachten.

[photopress:DSC_6575.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6321.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6293.JPG,thumb,pp_image]
De volgende ochtend vervolgden we onze weg richting grens. Zo’n 100 kilometer voor de grens kwamen we langs een rieten hutje met daarvoor een bordje ‘immigration – emmigration’ en stopten dus maar om eens te checken wat dit te betekenen had. En inderdaad op deze onlogische plek moesten we onze paspoorten uit laten stempelen. Dit duurt altijd een tijd, want alle persoongegevens moeten in een schrift overgenomen worden en mensen hebben nooit veel haast hier, dus een half uur later stapten we het hutje pas weer uit. Verderop in het dorp zat de politie, waar opnieuw de persoonsgevens van ons alle vier werden overgenomen. Honderd meter daarna zat de gendarmerie en weer gingen we in optocht een nieuw hutje in om geregistreerd te worden. Anderhalf uur later waren we klaar en hobbelde we weer verder over het zandpad, blij dat we de formaliteiten aan de Congolese kant hadden gehad. Na een uurtje rijden kwamen we bij het hutje van de douane waar we onze Carnet de passage konden laten uitstempelen, wat in principe in twee minuten kan gebeuren (stempel, handtekening, papiertje afscheuren, klaar), maar niet in Congo. Na de douane moesten we ons laten registeren bij de politie (“Meneer, dat hebben we daarnet ook al gedaan”. “Ja, maar u moet zich hier weer laten registreren, het is voor uw eigen veiligheid”.) Goed, na een half uur schrijven konden we weer doorrijden en kwamen, veel later dan gepland, eindelijk bij de grens met Gabon aan. En daar, jawel, stonden we voor een wegversperring van de politie. Er was niemand aanwezig, maar na wat rondvragen kwamen we erachter waar de dienstdoende agent zich bevond: in de lokale bar. Net toen we besloten om langs het wegversperring heen te rijden, kwam er een slaperige man in trainingspak aan slenteren (volgens ons gewoon een dorpsbewoner) om de zeer belangrijke taak op zich te nemen van het registeren van onze persoonsgegevens. Inmiddels behoorlijk chagrijnig door de belachelijke gang van zaken reden we door naar de wegversperring van de gendarmerie om nog maar eens een keer onze persoonsgegevens te laten registreren…. Nadat we hier klaar waren (grrrrrrr…) konden we tien meter rijden naar de allerlaatste wegversperring van Congo waar we ons Carnet de Passage moesten laten uitstempelen. Toen we uitlegden dat we dat 50 kilometer terug al hadden laten doen, was de man verbaasd. We gaven als tip mee om eens met z’n allen rond te tafel te gaan zitten en af te spreken wie er precies welke grenszaken gaat regelen en waar de gebouwtjes neergezet zouden worden, zodat in het vervolg onwetende toeristen zich niet 25 keer hoeven te laten registreren. En scheurden de grens over naar Gabon…

In Gabon verliepen de grensformaliteiten een stuk sneller en we vonden een supermooie bushcamp aan de rand van de Leconi Valley. De volgende ochtend moesten we, na een wandeling, vluchten voor de bijen die in grote getale op ons kampeerplekje afgekomen waren. Zowel Peter als Nicole is allergisch voor bijen- en wespensteken en dan kan een steek erg gevaarlijk zijn.
We zoefden over de supersonische asfaltweg in een uurtje naar een volgende bushcamp, met een fantastisch uitzicht over de jungle, die na Franceville begon. Ook hier helaas weer bijen en dus een vlucht de volgende ochtend. Naast de bijen waren we ook te grazen genomen door zandvlooien en waren onze onderbenen veranderd in één groot jeukend slagveld.

De tocht naar Lastoursville was te gek; een mooie, slingerende asfaltweg door een dicht, tropisch regenwoud.
Op veel plekken langs de weg en op lokale markten verkochten ze ‘broodje aap’. Letterlijk. We hebben allerlei dieren op en aan kraampjes zien hangen of liggen waarover wij op National Geographic documentaires bekijken en waarbij het idee om ze op te eten ons ronduit weerzinwekkend voorkwam. Maar hier word ‘bushmeat’ (aap, slang, tropische vogels) als normaal en lekker beschouwd.
In Lastoursville vonden we een kampeerplek bij de Katholieke Missie, zonder bijen of zandvlooien, wat ons erg gelukkig maakte. Het geluk was van korte duur, want de volgende ochtend zaten we alle vier onder de rode vlekjes die later veranderde in jeukende rode bultjes. Hoe we eraan kwamen weten we niet, maar ik voelde me wel ‘Truuske in de jungle’ met overal bulten en vlekken en uitslag (later die dag kreeg ik er nog drie bulten van een tseetseevlieg ter grote van mijn hand bij).
Maargoed, het hoort erbij en, op de jeuk na, hadden we er geen last van.

[photopress:DSC_6238.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6171.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6475.JPG,thumb,pp_image]
Vanuit Lastoursville begon er opnieuw een zandweg, zo’n 300 kilometer naar Alémbe. De weg was ontzettend mooi, recht door de jungle en met weinig dorpjes. De weg was in het begin ook goed te rijden, maar werd later wat slechter met wasbord en keien tussen het zand. En daar ging er dus wat mis met de Unimog. Het getik was nogal verontrustend en niet helemaal te lokaliseren, dus kozen Floris en Peter ervoor om ter plekke op onderzoek uit te gaan. Ze haalden de kap over de kruiskoppeling (die aan de versnellingsbak hangt) los om de kruiskoppeling te checken, kregen hem vervolgens niet meer terug en ik ging me steeds benauwder voelen zo ver van de bewoonde wereld. De diagnose was dat het geluid uit het differentieel moest komen en dat dit een groot probleem was. Om hier bij te komen zou de halve Unimog uit elkaar gehaald moeten worden en zouden we ergens een nieuw differentieel vandaan moeten toveren. We hadden geen keuze dan door te rijden en hopen dat we iets van een werkplaats zouden tegenkomen. Gelukkig vonden we die avond snel een mooie plek om te kamperen en de volgende dag zijn we op goed geluk gaan rijden. Erg stressvol, maar het getik werd minder en we hebben het gehaald tot Ndjolé, een stadje aan de hoofdweg. In Ndjolé kregen we gelukkig de kans om de verjaardag van Floris te vieren, wat door de omstandigheden nog niet gelukt was.
Nadat Floris en Peter de olie uit het differentieel hadden gelaten vonden ze hierin een heel klein stukje van waarschijnlijk een tandwiel wat was afgebroken. Hieruit concludeerden ze dat het tandwiel door het rijden weer gelijkmatiger was afgesleten waardoor het getik minder was geworden. Als deze conclusie juist is dan halen we het hiermee misschien wel tot aan Nederland. Als het onjuist is, komen we daar snel genoeg achter.

Vanuit Ndjolé zijn Peter en Nicole naar Libreville gereden om een onderdeel voor de auto op te halen en vervolgden Floris en ik onze weg richting Cameroen. In Oyem vonden we een rustige kampeerplek bij weer een Katholieke Missie, waar we gebruik mochten maken van een luxe, schone badkamer met warme douche (Halleluja!).

[photopress:DSC_6452.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6369.JPG,thumb,pp_image]
[photopress:DSC_6527.JPG,thumb,pp_image] [photopress:DSC_6505.JPG,thumb,pp_image]
De bijna 400 kilometer van Oyem naar Yaounde in Cameroen hadden vlot kunnen verlopen, ware het niet dat we eenmaal aan de grens met Gabon weer 20 kilometer terug moesten rijden omdat daar de grenskantoortjes zaten (wat is er toch mis met een grenskantoor op de plek waar je hem het meest verwacht: aan de grens!!). Daarnaast blijken ze in Cameroen dol te zijn op politiechecks en hebben we zeker tien keer moeten stoppen om ons paspoort te laten zien of om gewoon een praatje te moeten maken met een nieuwsgierige politieagent of militair. Over het algemeen ging het er vriendelijk aan toe, behalve bij één van de laatste checks. Daar stonden twee politieagenten die zin hadden in een verzetje en wat extra geld en die om alles wat we deden ontzettend boos werden. Floris wilden onze paspoorten niet aan deze onbetrouwbare mannen afgeven en daar werden ze helemaal agressief van. Na een hele tijd schreeuwen, zowel door hun als door ons (op een gegeven moment konden wij ook niet meer beleefd blijven), was er nog steeds geen oplossing en dreigden ze ons met rechtzaken en weet ik al niet meer. De hele situatie was er duidelijk op gedoeld om ons te intimideren en geld van ons los te krijgen, maar Floris en ik hadden besloten om onze poot stijf te houden. Eén van de politiemannen wou wel even laten zien hoeveel autoriteit hij had en probeerde een andere automobilist te stoppen, die de situatie inschatte en gewoon keihard doorreed. Dit deed niet echt goed aan het toch al slechte humeur van de politieagent. Uiteindelijk kregen ze door dat ze ons niet klein kregen en lieten ze ons gelukkig gaan.
Vrij snel daarnaar kwamen we aan in Yaounde waar we, na een tijd zoeken, de missie vonden waar we wilden kamperen.
Er stond hier een grote overland truck met 20 toeristen erin die van Marokko naar Zuid-Afrika rijd en een autootje met twee Spanjaarden die ook vanuit het noorden zijn komen rijden. We hadden dus genoeg aanspraak, maar inmiddels is iedereen vertrokken en zijn wij de enige kampeerders.
Een paar dagen geleden is Floris erg ziek geworden; koorts, hoofdpijn en een totaal gebrek aan energie. Daarnaast heeft hij al sinds weken last van diarree. Toch maar een malariatest laten doen, ondanks dat we sinds Angola malaria profylaxe slikken. Volgens het lokale en zeer onprofessioneel aandoende ziekenhuis had Floris inderdaad malaria en begon hij dus maar met een behandeling. De volgende dag ebben we ook zijn poep laten testen om de oorzaak van de diarree te achterhalen. De manier waarop dit ging en de medicijnen die we meekregen wekte echter zoveel wantrouwen bij ons op dat we uiteindelijk besloten om een westerse kliniek op te zoeken. Daar werd hoofdschuddend gelachen om de medicijnen die voorgeschreven waren en vervolgens werd Floris opnieuw getest. Inmiddels zijn we erachter dat Floris een salmonella infectie heeft en krijgt hij hier de juiste medicijnen voor. Of hij ook daadwerkelijk malaria heeft gehad, horen we vanmiddag. Gelukkig voelt hij zich weer een stuk beter en kunnen we morgen vertrekken richting de kust.